home

 
Navigatie

 

 
 
Jan Kooiman en de vroege militaire wielrijders


De eerste militaire wielrijders

Het beginpunt van het gebruik de fiets in het Nederlandse leger wordt gemarkeerd door een brief van het bestuur van de ANWB aan de Minister van Oorlog van 16 juli 1888, waarin de ANWB hulp aanbiedt bij het vinden van geschikte wielrijders voor het geval dat men ook in Nederland, naar buitenlands voorbeeld, proeven met fietsers in het leger wilde doen. In de jaren daarvoor waren al wat proeven gedaan om te kijken of fietsen überhaupt wel voor het leger geschikt konden zijn. De minister nam het voorstel van de ANWB een week later aan, en begin september 1888 werden al de eerste 16 ANWB-wielrijders bij manoeuvres ingezet. /1/ Het waren vaak universiteitsstudenten die als depêche-rijders voor het overbrengen van orders en berichten en voor verkenning werden ingezet. Hoewel in de bronnen niet uitdrukkelijk vermeld, zullen de militaire wielrijders hun dienst van begin af aan niet met hoge bi's maar met safeties hebben vervuld. Deze bleken bij proeven in 1887 en 1888 het meest geschikt voor het leger.

     In de jaren '90 werd de inzet van fietsers in het leger steeds meer geprofessionaliseerd. In 1891 werd de civiele Vereeniging van Militaire Wielrijders opgericht die tot 1898 bestond. In 1895 trok de ANWB zich terug uit de samenwerking met het leger. Daar begon men zelf fietsen aan te schaffen en geleidelijk eigen mensen tot militair-wielrijder op te leiden. De inzet van burgers in het leger wierp namelijk problemen op, zoals hun bewapening of de vraag of zij bij gevangenneming in een oorlog als krijgsgevangene of als spion zouden worden aangemerkt. Eigen wielrijders uit militaire kring waren aan de andere kant te allen tijde beschikbaar en konden systematischer worden opgeleid. En in de loop van de tijd beschikte het leger in de eigen gelederen sowieso over steeds meer mensen die goed konden fietsen. In 1899 werden daarom de laatste burger-wielrijders eervol ontslagen. /2/

 

militaire wielrijders in het Vondelpark
Afb. 1: afdeling wielrijders van het 7e regiment infanterie in Amsterdam onder leiding van
1e luitenant J.C. Sommer (3e van rechts) tijdens een oefening in het Vondelpark
(Eigen Haard, 2 oktober 1897)

 

Pleitbezorger J.C. Sommer

De invoering van wielrijders als vast legeronderdeel was voor een belangrijk deel te danken aan de inzet van 1e luitenant J.C. Sommer van het 7e regiment infanterie in Amsterdam, ooit een van de eerste fietsers in die plaats. Hij had zich jarenlang met dit vraagstuk beziggehouden, had voordrachten gehouden en artikelen gepubliceerd, inclusief een "Handleiding voor den militairen wielrijder", in 1894 uitgegeven door de Vereeniging van Militaire Wielrijders. /3/

luitenant J.C. Sommer Afb. 2 (links): J.C. Sommer als kapitein (De Prins, 26 augustus 1922)
Afb. 3 (rechts): luitenant Sommer eiste van zijn wielrijders niet alleen dat zij bepaalde afstanden binnen de gestelde tijd konden afleggen, ze moesten ook hun fiets goed beheersen. Hier een voorbereidende oefening voor het opstappen (Eigen Haard, 2 oktober 1897)

 

Van 1893 tot 1897 bestond er een semi-professioneel Korps Militaire Wielrijders met een maximumsterke van 75 man. In 1897 werden in plaats daarvan bij de infanterie wielrijders-afdelingen gevormd door per jaar bij elk regiment 20 jonge militairen hiervoor op te leiden. Dat betekende een flinke uitbreiding, inclusief de aanschaf van de nodige legerrijwielen door de overheid. J.C. Sommer bericht hierover in een artikel:

In de ongunstige maanden Januari en Februari [van 1897] werden bij het regiment Grenadiers en Jagers, bij het 2de en bij het 7de regiment Infanterie proeven genomen met Simplex- en Fongers-rijwielen. Ondanks sneeuw, regen, gladde en morsige wegen werd steeds uitgerukt, ten einde de proef zoo goed mogelijk te doen slagen.
Eenstemmig verklaarden de officieren, die de proeven geleid hadden, zich ten gunste van het Simplex-rijwiel, omdat dit type bijzonder sterk van bouw is en onder elke weersgesteldheid goed gangbaar bleef. Het blinkende nikkel van het rijwiel is nu vervangen door dof nikkel, waardoor de rijwielen vooral op groote afstanden beter aan het gezicht onttrokken worden. Aan de stuurstang wordt de kaartentasch bevestigd tot berging van kaarten, papier, potlood en andere benoodigdheden, terwijl op de stuurstang de regenmantel wordt vastgemaakt door middel van drie riemen: verder is aan de linker voorvorkscheede de lantaarnhaak aangebracht tot plaatsing van de lantaarn. 
/4/

 

Het Ministerie van Oorlog bepaalde in 1898 dat de legerrijwielen bij de infanterie als herkenningsteken een rood-wit-blauw beschilderd balhoofd moesten krijgen. In het witte gedeelte moest met zwarte verf in Romeinse cijfers het regimentsnummer geschreven worden en daaronder met Arabische cijfers het nummer van de fiets. /5/ De militaire wielrijders zelf kregen als onderscheidingsteken aan beide kanten van hun kraag een geel, metalen, plat uitgeslagen wieltje.

     Ook bij het 5e regiment in Amersfoort werd een afdeling wielrijders gevormd die de staf met ordonnancediensten moest ondersteunen. Hier werden al begin 1896 zes fietsen van Nederlands fabricaat getest, elk twee van Burgers, Fongers en Simplex. Het resultaat van de beproevingen is niet bekend. /6/ In de zomer van 1897 werd 2e luitenant E.D. van der Sleesen met de opleiding en vorming van jonge militairen tot militair wielrijder belast. Hij werd daarin ondersteund door de sergeanten C. Eggink en F.A. Toonen over wie later nog sprake zal zijn. Van de eerste lichting van 20 kandidaten werden er na een opleiding van twee maanden 19 aangesteld als "milicien-wielrijder". Van der Sleesen zelf kreeg een week lang bij Simplex in Amsterdam onderricht in de techniek en behandeling van de fietsen waarmee zijn manschappen straks zouden gaan rijden. /7/

Jan Kooiman
Afb. 4: J. Kooiman, ca. 1930 (foto: collectie Historische Vereniging 't Fledder Kerspel)

J. Kooiman (1873 - 1939)

Jan Kooiman, in 1890 in dienst getreden als soldaat, in 1896 benoemd tot 2e luitenant en in 1902 tot 1e luitenant, hield zich van 1901 tot 1905 met de opleiding van de militaire wielrijders van het 5e regiment infanterie in Amersfoort bezig, vanaf 1902 als leidinggevende. Uit deze periode zijn foto's bewaard gebleven die - samen met oude krantenartikelen - een goed beeld geven van de activiteiten van de wielrijders binnen het leger in die tijd.

     Kooiman was een veelzijdige man die zijn sporen - naast zijn militaire carrière - in tal van bestuursfuncties verdiende. Zo was hij enkele jaren tweede consul van de ANWB voor Amersfoort. Ook was hij medeoprichter van de Nederlandse Padvindersbond, voorzitter van de Vereniging voor Dierenbescherming en speelde hij een belangrijke rol bij de oprichting en instandhouding van de Vereniging van Pluimveehouders in Nederland (VPN).

     Dankzij zijn functie als secretaris van de VPN kreeg Kooiman in 1902 van het Ministerie van Oorlog opdracht toe te zien op proeven met een verplaatsbaar postduivenstation op de Leusderheide bij Amersfoort. Het was dus de bedoeling dat de dieren hun hok steeds op een andere plaats weer zouden weten te vinden. De duiven werden in een door Kooiman bedacht linnen broekje gestoken, dat met bandjes op de arm van een militair wielrijder werd bevestigd, en weggebracht om vervolgens naar het postduivenstation terug te vliegen. Dat was voor dier en soldaat een stuk gemakkelijker dan een cavalerist met een vogelkooi, zoals dat eerder al was geprobeerd. De proef slaagde goed. /8/

 

Jan Kooiman en Johanna Gerarda Bellaart
Afb. 5: Jan Kooiman en zijn vrouw Johanna Gerarda Bellaart achter hun huis aan de
Hooglandseweg in Amersfoort, herfst 1901 (foto: verzameling Wim Jansen)


Op de eerste foto van Kooiman (afb. 5) zien we hem, zijn vrouw en kinderen en het huishoudelijke personeel achter hun huis in Amersfoort. Ze demonstreren voor de foto de brancard die door de militaire wielrijders in Amersfoort werd gebruikt, tussen twee Simplex legerrijwielen in. De houten brancard hangt voor en achter met een ketting over respectievelijk het zadel en het stuur van de fietsen. Hij is in het midden inklapbaar en lijkt op die plek door pennen te worden geborgd. Aan de onderkant zijn verder nog vier inklapbare voeten aangebracht.

     Deze brancard was in 1900 door de eerder genoemde sergeanten Toonen en Eggink bedacht om bij een gevecht gewonden met de fiets te kunnen vervoeren. Het was een praktisch geheel dat makkelijk gedemonteerd en vervolgens opgerold over de schouder gedragen kon worden. /9/

 

Kooiman en zijn wielrijders bij een rit buiten Amersfoort
Afb. 6: Kooiman en zijn wielrijders bij een rit buiten Amersfoort (foto: verzameling Wim Jansen)


Op afbeelding 6 zien we dezelfde brancard met uitgeklapte voeten. Kooiman staat erachter als derde van rechts. De hele groep heeft zich dwars over de weg voor de foto opgesteld, met daarachter een nors kijkende burger met zijn fiets die er niet langs kan. Scheve pet, handen in de broekzakken, lummelen op de brancard - het maakt allemaal een zeer ontspannen indruk. Het is duidelijk geen gevechtseenheid.

     Als de wielrijders zich moesten inspannen dan was dat bij afstandsritten op goede en slechte wegen. Een beeld hiervan geeft een verslag van zo'n oefening in oktober 1902. De mannen van Kooiman moesten toen 30 km over de weg rijden en aansluitend een veldrit van 6 km doen. Het was een wedstrijd in de vorm van een estafetterit, waarbij de deelnemers een mondeling bericht en een schriftelijk bevel aan elkaar moesten doorgeven. De Amersfoortse Courant van 21 oktober 1902 berichtte over de uitslag als volgt:

De winner van dezen wedstrijd kwam aan het eindpunt met in elke hand een gedeelte van zijn rijwiel; de voorvork was bij het oversteken van een sloot gebroken, doch hij kwam lang vóór de anderen aan en bracht de depêche het meest onverminkt over.

 

Jan Kooiman en Johanna Gerarda Bellaart
Afb. 7: Kooiman en drie kameraden in de fotostudio (foto: verzameling Wim Jansen)


Afbeelding 7 is een opname van Kooiman (2e van rechts) met drie sergeanten in de studio van een fotograaf. De kans is groot dat ook de sergeanten Toonen en Eggink op de foto staan die Kooiman bij de opleiding van wielrijders ondersteunden. Kooiman draagt de twee sterren van een 1e luitenant, de foto is dus van na zijn benoeming in 1902. Aan een bandje aan het stuur draagt hij een M95-sabel (model 1895). Op Kooiman's schouderkleppen staat het nummer van zijn regiment, net als op de gesp van de koppelriem van de twee mannen rechts en links van hem. De drie sergeanten dragen op de bovenarm een ster, het herkenningsteken voor scherpschutters 2e klas. Opvallend is dat Kooiman als enige geen legerrijwiel heeft maar een civiele fiets met een onleesbaar merktransfer voorop, en Kooiman's fiets is voorzien van toeclips. Wat verder opvalt is dat alle vier fietsers de voeten op de pedalen hebben zonder om te vallen. Kleine truc van de fotograaf: de vier fietsen staan allemaal een beetje schuin, d.w.z. ze leunen naar de kant waar de fietser het pedaal naar beneden heeft staan. De voeten raken het stro op de grond dat gras moet voorstellen, maar onder het stro verstopt heeft iedereen een baksteen of iets dergelijks liggen om op te steunen.

 

Jan Kooiman en Johanna Gerarda Bellaart
Afb. 8: De afdeling wielrijders op volle sterkte inclusief de brancard, met vooraan drie sergeanten en
luitenant Kooiman die een sabel aan zijn stuur heeft hangen. Sommige fietsen hebben geen
rood-wit-blauw beschilderd balhoofd, en er is ook variatie bij de vorm van de sturen. Bij sommige van
de andere foto's valt op dat een deel van de legerfietsen spatborden heeft en andere niet.
(Foto: verzameling Wim Jansen)


In 1905 vertrok Kooiman uit Amersfoort om aan de Hogere Krijgsschool in Den Haag te gaan studeren. Van 1909 tot 1913 gaf hij les aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda, daarna werkte hij voor de generale staf in Den Haag. Nadat hij in 1926 op eigen verzoek het leger had verlaten - in de rang van reserve-majoor van de generale staf - en de politiek in was gegaan, werkte hij van 1927 tot 1932 als burgemeester van Frederiksoord en Vledder en van 1932 - 1938 als burgemeester van Bergambacht. Daarbij verrichtte hij veel innovatief werk op de gebieden ruilverkaveling, waterleiding en armenzorg. Hij overleed in 1939, een jaar na zijn pensionering. /10/

 

Met dank aan Wim Jansen, kleinzoon van Jan Kooiman.

 

Bronnen:

/1/     ANWB Kampioen, 1-8-1888 en Nieuwe Amersfoortse Courant, 22-8-1888
/2/     Amersfoortse Courant, 21-10-1902
/3/     De Prins, 26-8-1922
/4/     Eigen Haard, 2-10-1897 p. 630
/5/     Nieuwe Amersfoortse Courant, 21-5-1898
/6/     Amersfoortse Courant, 6-1-1896
/7/     Nieuwe Amersfoortse Courant, 7-7-1897, 14-7-1897 en 15-9-1897
/8/     Amersfoorts Dagblad, 7-7-1902 en 24-7-1902
/9/     Nieuwe Amersfoortse Courant, 26-5-1900
/10/   Amersfoorts Dagblad-De Eemlander, 4-4-1927, en persoonlijke mededeling
         Wim Jansen

 

 

 

Copyright by Herbert Kuner, © 2012 ...
All rights reserved.

terug

Last update: 25-11-2012