|
|
|
Kenmerken van Locomotief-fietsen |
|
Bij
Locomotief veranderden kort na 1950 en nog meer rond 1960 verschillende kenmerken.
In 1952 ging men van transfers op het balhoofd over op
balhoofdplaatjes. Omtrent dit jaar werd bij de trapas overgegaan van een BSA-bracket met
twee klembouten (en een inschuif-cassette) op een BSA-trapas zonder klembouten. Verder
veranderden bijvoorbeeld ook het profiel van de spatborden en de balhoofdlugs voor
26 en 28 x 1 5/8 fietsen (sportfietsen).
Rond 1960 werd het lettertype veranderd, waarmee merk en
model op de framebuizen aangegeven werden. Bij de lak werd van de subtiele jaren vijftig
tinten overgegaan op meer primaire kleuren. Het framenummer, dat bij sportfietsen eerst
altijd op de linker achterpat stond, verhuisde in 1960 naar de zadellug (op deze regel
vond ik echter enkele uitzonderingsgevallen).
Een typisch kenmerk van na-oorlogse sportfietsen van Locomotief is
de aangesoldeerde bagagedrager. Deze vormt dus een geheel met het frame, iets was bij
Belgische fietsen heel gewoon is. Na de fusie werd dit kenmerk ook bij
Simplex-sportfietsen, model "Victory", toegepast. Bij Locomotief-sportfietsen is
dit tot en met 1955 standaard, daarna komt het alleen nog maar af en toe voor.
|
Modellen
Simplex: Modellen die
alleen in een bepaalde periode tussen 1952 en 1965 zijn gemaakt, zijn o.a. de modellen
"Victory" (1953 tot ca. 1959), "Etoile" (ongeveer 1961 tot 1965) en
"Novum" (1960 tot 1965). De Simplex herenkruisframes en transportfietsen zijn
tot 1957 gemaakt.
Locomotief: Het Locomotief-kruisframe is tot 1959 onder de naam
"Super de Luxe" gemaakt. Een nieuw model in 1959 is de "Torino Sport".
Ook de "LocoStar"-fietsen zijn vanaf 1959 tot en met 1962 gemaakt; daarna werd
de naam LocoStar als modelnaam voor Locomotief-fietsen verder gebruikt. |
LocoStar (1959 - 1962)
|
Balhoofdplaatjes
Bij Locomotief werden tussen 1953 en 1965
achtereenvolgens drie verschillende balhoofdplaatjes gebruikt, terwijl de Simplex-plaatjes
onveranderd bleven.
Op het oudste Locomotief-plaatje is een gedetailleerd
locomotiefje afgebeeld, met daaromheen een getande rand. Deze is tot en met 1959 gebruikt.
Daarna kwam een gestileerd locomotiefje, eerst in donkerblauw met lichtblauwe achtergrond
en witte rand (1960 - 1962), en later in rood met witte achtergrond en donkerblauwe rand
(vanaf 1962). |
Spatborden
Tot 1952 hadden Locomotief-sportfietsen spatborden met het hiernaast afgebeelde profiel
02. Het voorspatbord liep daarbij aan de voorkant puntig toe.
Daarna werd bij Simplex/Locomotief-sportfietsen overgegaan
op spatbord 03, in de eerste jaren nog voorzien van een verchroomde sierstrip in het
midden. Vanaf 1961 werd daarnaast ook het (lelijke) doosprofiel 08 gebruikt. |
spatborden van
sportfietsen:
tot 1952 (02), vanaf 1953 tot de jaren zeventig (03) en vanaf 1961 tot de jaren zeventig
(08)
|
De
toerfietsen hadden in deze periode altijd spatborden met een rond en diep profiel en een
kleine kraal aan de zijkanten. Voor de fusie werden op Locomotief-toerfietsen de
ouderwetse, brede, ronde spatborden gemonteerd. |
|
Balhoofdlugs
De oudste balhoofdlugs voor sportfietsen,
hier met nummer 05 aangeduid, waren tot 1952 bij Locomotief standaard en werden daarna nog
voor de Locomotief kruisframes gebruikt. Bovendien kwam ik een enkele keer ook fietsen van
Germaan, Juncker, Primarius, Pon en Union uit deze periode tegen, die deze lugs hadden en
zeer waarschijnlijk bij Locomotief zijn gemaakt.
De balhoofdlugs no. 06 horen over het algemeen in de periode
1952 t/m 1959 thuis, maar ik vond ook nog enkele exemplaren tot 1964 met deze lugs. De
lugs met het nummer 03 ten slotte zijn uit de periode 1960 - 1965. Toerfietsen (wielmaat
28 x 1 1/2) hadden overigens altijd gewone rechte lugs. |
balhoofdlug jaren '40/50
(05), jaren '50 (06) en jaren '60 (03)
|
|
Trapas en cranks
Zoals gezegd hoort bij Locomotief fietsen
van oorsprong een BSA-trapas. Dit heeft men na de fusie met Simplex in 1952 nog tot 1956
volgehouden. Daarna werd een Thompson 38 mm-trapas gemonteerd, zoals dit bij Simplex
al decennia het geval was. De bij Simplex eveneens gebruikelijke Cycloïde-trapas met
groefkogellagers werd bij de betere Simplex-fietsen nog tot de sluiting van de Amsterdamse
fabriek in 1965 gemaakt.
Een vrij goede indicatie/verificatie voor het bouwjaar
bieden de gemonteerde cranks, als deze tenminste nog origineel zijn. Tot en met 1953
zitten op Locomotief-fietsen cranks met een gewoon rechthoekig profiel. Eind 1953 of begin
1954 werden voor korte tijd cranks met een geul aan de buitenkant gebruikt, waarbij deze
geul in het midden 1x onderbroken is.
In 1955 begon men voor Simplex- en Locomotief-fietsen met de
fraaie "Williams"-cranks. Deze naam is meestal nog aan de buitenkant bij het
trapasgat te lezen. Eerst waren deze cranks met doorlopende geul aan buiten- en
binnenkant, vanaf 1959 gewoon rechthoekig zonder geul.
Vanaf 1963 werden de Williams-cranks nog maar in enkele
gevallen gemonteerd en vindt men in plaats daarvan twee naamloze soorten cranks:
rechthoekige met een klein facet langs de hoeken of cranks met een ovaal profiel (zeg maar
het gewone model voor goedkope fietsen van de laatste dertig jaar). |
Embleem met Locomotief
dameskruisframe
|
Dit zou
voldoende moeten zijn om sportfietsen van Locomotief en Simplex uit de genoemde periode te
kunnen dateren. Helaas zijn er bij de toerfietsen (wielmaat
28" x 1 1/2) nauwelijks kenmerken veranderd, waardoor deze vooral aan
de hand van het framenummer of eventueel de achternaaf moeten worden gedateerd. |
Copyright by
Herbert Kuner, (c) 1999
All rights reserved.
Last update: 20-08-1999
|