|
|
|
Het begin: de
demontage. Wielen en spatborden los. Het lakdoek met veters blijkt vergaan en niet meer te
gebruiken. Een nieuwe kettingkast waar het 50 tanden grote kettingwiel(!) in
past zal niet meer te vinden zijn. Tot ca. 1950 waren voor herenfietsen 48 tanden standaard, daarna werd het
46. Gelukkig bestaat bij het begin van de restauratieklus (tegenwoordig niet meer) nog de mogelijkheid om bij
kettingkastfabrikant De Woerd een nieuw lakdoek om een bestaand
kettingkastframe te laten stikken. Dat kan zelfs in het groen, maar of dat
ook de originele tint van de fiets is ...?
Ik besluit om de
kettingkast in groen te laten maken en voor het frame later bij een verfwinkel dezelfde
groentint te laten mengen.
|
|
|
De eerste echte tegenvaller: het
mannetje achter de trapas is doorgeroest. De klassieke plek waar een oud fietsframe
gewoonlijk het
eerste stuk gaat. Om het netjes te herstellen zal ik naar een gespecialiseerde
plaatselijke fietsenmakerij moeten, waar ze een nieuw mannetje in het frame kunnen solderen.
|
|
Natuurlijk heeft de roest ook bij
de spatborden zijn vernietigende sporen achtergelaten. |
|
Het achterwiel heeft de maat
28 x 1,75", de typische wielmaat voor transportfietsen. Het is een wiel
zonder vrijloop (doortrapper), kruis 4 gevlochten gespaakt - een zwaar en zeer degelijk
wiel. Het schroefdraad van de lange as is aan één kant versleten, en ook het tandwiel moet
worden vervangen.
De velg van het voorwiel
heeft de gewone toerfietsmaat 28 x 1 1/2" en is dus
ietsje groter. Dat komt omdat hij niet origineel is maar door Littooij
begin jaren '50 werd gemonteerd om zo de oude bandrem te vervangen voor
een krachtigere trommelrem.
In plaats van de fiets
weer in de oude staat (met bandrem en twee gelijke wielen) te herstellen
kies ik ervoor om de trommelrem te handhaven omdat deze aanpassing een
wezenlijk onderdeel van de geschiedenis van deze fiets is. |
|
Copyright by
Herbert Kuner, © 2005 ...
All rights reserved.
Last update: 02-09-05
|