|
Maatvoering |
|
Voorvork
De balhoofdlengte van een omafiets (van na de oorlog) komt overeen met die van een
heren-kruisframe (balhoofdbuis = 250 mm). Daardoor zijn de voorvorken van deze
modellen uitwisselbaar.
De as van een voorwiel-trommelremnaaf van Simplex is niet
8 mm dik maar 9,5 mm (dus even dik als een achteras). Als de voorvork moet
worden vervangen kan het dus zijn, dat de opening in de patten van de nieuwe voorvork te
smal is. |
Trapas
De gemonteerde trapas is óf een Thompson-as voor een 38-mm-bracket óf een speciale
Simplex Cycloïde groefkogellager-trapas voor een 40-mm-bracket met aan beide kanten in de
bracket geschroefde stofkappen. Deze zijn dus niet afstelbaar en soms moeizaam te demonteren.
Voor een versleten Cycloïde-trapas zijn de kogellagers nog gewoon
nieuw te krijgen in de technische handel. De as niet, dus wees er zuinig op (b.v. niet met los
zittende crankspies blijven rijden!). Desnoods kun je een kapotte Cycloïde trapas ook door een
complete 40 mm Thompson-trapas vervangen. |
Cranks
Tot ca. 1953 hebben damesfietsen een 44-tands kettingwiel en 165 mm cranks. Bij
herenfietsen is dit 48-tands en 180 mm. |
Trommelremmen
Simplex heeft vanaf ca. 1927 tot 1967of 1968 eigen trommelremnaven gemaakt (te herkennen
aan de vier dikke klinknagels aan de buitenkant van de trommel). Deze werden met
groefkogellagers (voor de Cycloïde-modellen) of met afstelbare cup-en-cone kogellagers
gemaakt. In de afstelbare Simplex-trommelremnaven horen altijd kogels van 1/4".
Een aantal jaren (vanaf 1936 of 1937 en waarschijnlijk niet
langer dan tot de oorlog) waren de trommels dubbelwandig: op de binnentrommel werkt
de rem, aan de buitentrommel zit de flens voor de spaken, "zoodat de spaak-spanning
en de spaak-reparaties geen invloed kunnen hebben op den remtrommel en dezen niet kunnen
vervormen". Deze trommelremnaven zijn zwart gemoffeld en hebben een buitendiameter
van 100 mm; bij de latere trommelremnaven, die vaak gedeeltelijk of geheel verchroomd
zijn, is dit 96 mm. Oudere trommelremnaven (tot 1936) zijn aan de sikkelvormige
hefboom te herkennen, tegenover de rechte hefboom van daarna. |
Simplex Cycloïde
trommelremnaaf uit 1937
met freewheel en dubbelwandige trommel (no. 2 + 3) |
Stuur
Het stuur van een Simplex-toerfiets tot en met 1953 heeft een opvallend hoge bocht, wat
erg comfortabel rijdt. Helaas komen deze sturen bij de demontage meestal erg moeilijk los.
Het lijkt er haast wel op dat bij Simplex de stuurpen voor de montage standaard niet werd
ingevet. Lees hier hoe een vastzittend stuur gedemonteerd kan
worden. |
Staande achtervork
Veel Simplex-fietsen van voor 1953 hebben een staande achtervork van extra dikke buis
(22 mm in de breedte). Soms zit de dynamo op de staande achtervork gemonteerd. Het
verlichtingssnoer loopt daarbij door het achterspatbord, zoals dit ook bij Gazelle het
geval was. |
Moeren
Verschillende moeren op Simplex-fietsen zijn sleutelmaat 14, een op fietsen vrij
ongebruikelijke maat. Dit slaat op de asmoeren van trommelremnaven, de stangen-borgmoeren
van een Simplex remstangenstuur (met dezelfde schroefdraad als de wielassen) en op de
borgmoer van de hefboom bij trommelremnaven. |