|
|
|
voorkant fietskaart
provincie Utrecht, uitgegeven door Burgers ENR (ca. jaren '10)
|
|
|
|
|
De Utrechtse
rijwielhandel |
Dit overzicht over de Utrechtse rijwielhandel had ook over een andere
plaats kunnen gaan. Amsterdam bijvoorbeeld, binnen Nederland waarschijnlijk de plaats met de rijkste geschiedenis als het erom
gaat welke bedrijven zich vroeger met het vervaardigen van en de handel in fietsen bezig hielden, welke merken er waren, welke
mensen erachter zaten en wat er nog van over is. Maar Amsterdam is haast té groot om de plaatselijke fietsgeschiedenis goed in
kaart te brengen. Andere plaatsen zijn weer te klein om alle facetten van de rijwielhandel van weleer te kunnen belichten. Utrecht
heeft wat dat betreft de juiste maat, alleen ontbreekt het er aan een fietsfabriek met een merk van landelijke betekenis.
De bespreking van het Utrechtse fietsverleden omvat een overzicht van oude Utrechtse fietsmerken
en de handelaren die ze voerden. Een aantal komt wat uitgebreider aan bod. Daarnaast worden ook een aantal andere
fietsenmakers en grossiers waarvan interessante details bekend zijn, in vogelvlucht besproken, waarbij geen volledigheid wordt
gepretendeerd.
Dit overzichtsartikel is in verband te zien met een aantal andere artikelen over de Utrechtse
fietsgeschiedenis op deze website: over Charles Bingham en de eerste wielrijders in Utrecht, de
beginjaren van de Utrechtse rijwielhandel, rijwielfabriek F.F. Schwager,
de rijwielslotenfabriek Hopmi, de van
oorsprong Utrechtse fabrikant van (brom)fietsverlichting en
kilometertellers A.C. Koot en een portret van de twee vroegere fietsenmakers
Oostveen en De Groot.
Utrechtse fietsmerken - een fietsenliefhebber die daar een paar van moet opnoemen zal vermoedelijk
niet ver komen. Rijwielfabriek Simplex uit Amsterdam is natuurlijk een paar jaar lang als Utrechts merk begonnen, maar niemand
associeert deze naam nog met Utrecht. Rivertown of Riv'ton is misschien wel het meest bekende echt Utrechtse fietsmerk, of in ieder
geval onder de nog rondrijdende oudere fietsen het meest voorkomende. En de liefhebbers van moderne sportief-recreatieve fietsen van
Nederlandse bodem kennen vermoedelijk wel het merk Snel. Maar wie kent Simplon, 't Hert, Ugro, Prego, PVM of Flexfort? En wie zou
Primarius niet alleen als Meppels maar ook als Utrechts merk beschouwen?
Voor de hier gepresenteerde informatie over de Utrechtse rijwielhandel en de Utrechtse fietsmerken
werd veel oude documentatie geraadpleegd, maar ook gesprekken met gepensioneerde fietsenmakers waren een belangrijke bron. Dat
heeft de onderstaande lijst van 60 merken opgeleverd. Soms is het discutabel of een merk wel of niet in zo'n lijst moet worden
opgenomen, bijvoorbeeld als er een verhuizing of overdracht heeft plaatsgevonden (Simplex, Primarius, Rivertown, Wereld) of als het
om een vage bron gaat (Gotreh, Crescendo). Ook kan zo'n lijst natuurlijk nooit volledig zijn.
Het gaat dus om een voorlopige en hier en daar subjectieve merkenlijst. Toch lijkt het verantwoord
om hiermee een schatting te maken van het aantal eigen fietsmerken waaronder ooit door Utrechtse fietsenmakers, grossiers en
fabrikanten fietsen zijn verkocht: grofweg zo'n 70 à 80 stuks. Er waren namelijk ondanks langdurig zoeken uiteindelijk nauwelijks
meer nieuwe merken te vinden, dus de meeste zullen er wel op staan. Het merendeel van deze merken was in handen van fietsenmakers
die normaliter niet meer dan één eigen merk hadden. Grossiers hadden er vaak twee of meer. Als we uitgaan van 75 Utrechtse merken
en tevens ervan uitgaan dat Utrechtse rijwielhandelaren gemiddeld even vaak een eigen merk voerden als de rijwielhandelaren in de
rest van Nederland, dan zouden er in heel Nederland ooit ca. 4.400 merken hebben bestaan (berekend aan de hand van de verhouding
van het aantal Utrechtse fietsenmakers tegenover het totaal van erkende Nederlandse fietsenmakers in 1940: ca. 200 tegen 11.500).
Dit getal moet iets naar beneden worden bijgesteld omdat de Utrechtse grossiers met hun merken een groter werkgebied dan Utrecht
alleen hadden, terwijl zulke grossiers in kleinere plaatsen niet voorkwamen. Met een voorzichtige schatting komen we zo bij
misschien 3.000 tot 3.500 merken.
|
Fietsmerken van Utrechtse rijwielfabrikanten, grossiers en
handelaren
(grijs gemarkeerde merken: in eigendom van fietsenmakers; wit: grossiers,
emailleerbedrijven en/of fabrikanten)
merk |
firma |
adres |
bestaan
van het bedrijf |
Aco |
D. van Acquoy |
Pieter Nieuwlandstraat 26 |
jaren '30 1980 |
Adelaar |
Rijwielhandel "De Adelaar", Fa. J.C. v.d. Veer & Zonen |
Zeedijk 13 |
1922 1967 |
Baldur |
Gebr. Sluijter |
Bemuurde Weerd (WZ) 3 |
sinds 1902 3) |
Banier |
C. den Hertog |
Mr. Sickeszlaan 10 |
sinds 1932 |
Bison |
J. Wiebes |
Kanaalstr. 87 |
ca. 1920
1978 |
Bos |
Rijwielfabriek Bos |
Amsterdamsestraatweg 959 |
sinds 1924 3) |
Bremo |
C. Berkhoudt & Zn. |
Baanstraat 31-33 |
1915 1956 |
C. v. Bunnik |
C. van Bunnik |
Hopakker 59 |
sinds 1936 |
Crescendo |
O. Kwint |
Steenweg 24 |
1918 begin 1965 |
Dom |
W. Hoegee |
Lange Nieuwstr. 67 |
1916
begin jaren '90 |
Easternstar |
W.C. Kok |
Nachtegaalstr. 51 |
sinds 1944 |
Edelman |
C. den Hertog |
Mr. Sickeszlaan 10 |
sinds 1932 |
Eerekruis |
Gebr. Sluijter |
Bemuurde Weerd (WZ) 3 |
sinds 1902 3) |
Espana |
De Schutter & Spanjaard |
Bemuurde Weerd (OZ) 53/54 |
ca. 1897 ? |
Fama |
W. Gerth & Zonen |
Trans 11 |
1890 1956 |
Favoriet |
A.G. Immink |
Wittevrouwenstr. 5,
later: Ridderschapstr. 1, 3, 4 |
1898 - ? |
Flexfort |
G.N. van der Wal |
Twijnstr. 7 |
sinds 1905 4) |
Flying Enterprise |
Van Pommeren |
Lijnmarkt 47 |
sinds 1947 3) |
Forward |
B. Krediet |
Hoogt 8 |
1923
1927 |
Geertman |
A. Geertman |
Zonstraat 12 |
1922 - 1975 |
Gotreh |
C. den Hertog |
Mr. Sickeszlaan 10 |
sinds 1932 |
Hazenwind |
J.J. Goettsch, later: Verheul & Zn. |
Maliebaan 71, later: Keizerstr. 35 |
Goettsch: vóór 1900 tot ? |
Helvetia |
Gebr. Sluijter |
Bemuurde Weerd (WZ) 3 |
sinds 1902 3) |
JA |
Jan Alfrink |
Voorstr. 40, later Schoutenstr. 17-19 |
1910
1975 |
JJS |
J.J. Smit |
Amsterdamsestraatweg 232 |
ca. 1920
1932 |
Kievit |
E. van der Wilt |
Kwartelstr. 18a |
eind jaren '20 begin jaren '70 |
Kok |
W.C. Kok |
Nachtegaalstr. 51 |
sinds 1944 |
Lucien de Kruijf |
Lucien de Kruijf |
Griftstraat 44 |
1943
1975 |
Meeuw |
G. Koppenberg |
Amsterdamsestraatweg 175 |
ca. 1898
1936 |
Minerva |
? |
? |
? |
Orion |
Luten |
1e Ambachtsstraat 9 |
ca. 1922
1963 |
Prego |
Van Pommeren |
Lijnmarkt 47 |
sinds 1947 3) |
Primarius |
C. den Hertog |
Mr. Sickeszlaan 10 |
sinds 1932 1) |
PVM |
P. van Mechelen |
Rijnlaan 34 |
ca. 1920
1956 |
Renka |
Rothschild & Keizer |
Oudegracht 196 |
1925
1943 |
Ribo |
Ribo
Rijwiel- en Warenhuis |
Jan
Haringstr. 1 |
ca.
jaren '50
1979 |
Rivertown |
Verheul & Zn. |
Keizerstr. 35 |
1917 1975 2) |
Riv'ton |
Verheul & Zn. |
Keizerstr. 35 |
1917 1975 |
Rogu |
C.T. Peek |
Leeuwstr. 9 |
1938 1971 |
RV |
Ruissenaars & V.d. Veen |
Merelstraat 2 |
ca. begin jaren '10 begin jaren '50 |
Schwager |
F.F. Schwager |
Geertekerkhof 12-13 |
1894 1927 |
Simplon |
Fa. Wed. A.L. Boerrigter & Zn. |
Amsterdamsestraatweg 132 |
1905 1955 |
Sluijs & Zn. |
Wed. J.G. v.d. Sluijs & Zn. |
Biltstraat 72 / Burgem. Reigerstraat 35 |
ca. 1900 1936 |
Snel |
F.H.B. Snel |
Amsterdamsestraatweg 414 |
sinds 1938 |
Super |
P. Bakker |
Damstrat 29-31 |
ca. jaren '40 - ? |
't Hert |
E.B. Uitermark |
Vleutenseweg 113 |
1910 1936 |
Tornado |
H. Straatman |
Oudegracht 340 / Jacob Geelstraat 13 |
ca. 1896 - 1918 |
Torpedo |
W.C. Kok |
Nachtegaalstr. 51 |
sinds 1944 |
Ugro |
C.T. Peek |
Leeuwstr. 9 |
1938 1971 |
Unie |
Unie Rijwielfabriek |
Oudegracht 125 |
1898 1900 |
Veldpost |
W. Jongerius |
Springweg 5, later no. 9 |
ca. 1899 jaren '50 |
Vendel |
C. den Hertog |
Mr. Sickeszlaan 10 |
sinds 1932 |
Veru |
D.F. Verkerke |
Catharijnesingel 15 |
ca. jaren '30 jaren '40 |
Viator |
Dutch Cycle Import |
? |
? |
Vlieger |
W. Gerth & Zonen |
Trans 11 |
1890 1956 |
VZ |
Verheul & Zn. |
Keizerstr. 35 |
1917 1975 |
WeDeGe |
W. de Groot |
Kanaalstr. 45 |
1924 1997 |
Wereld/Verin |
Van der Meer |
Blauwkapel, Kapelweg 1-2 / Utrecht, Lijnmarkt 47 |
1949 1954 5) |
Zeppelin |
P.G. Delfgaauw |
Jansdam 2 |
ca. 1900 1940 |
Zurla |
Zur Lage |
Van Asch van Wijckskade 15 |
1924 1986 |
|
1) Merk Primarius is in 1961 overgenomen van Meppelse rijwielfabriek
2) merk Rivertown wordt sindsdien door rijwielfabriek Cové uit Blerick gevoerd
3) bedrijf handelt al decennialang niet meer in fietsen
4) merk Flexfort werd maar korte tijd in de jaren '20 gevoerd
5) Utrechtse periode van dit van oorsprong Groningse bedrijf
|
|
|
De afbeelding hieronder toont een willekeurig
overzicht van 16 Utrechtse fietsmerkplaten (balhoofdplaatjes en balhoofdtransfers). In een aantal merkplaten is het Utrechtse
stadswapen verwerkt: een wapenschild dat door een diagonale lijn in een rood en een wit vlak is verdeeld. Ook de Utrechtse Dom
mag natuurlijk niet ontbreken: Piet van Mechelen gebruikte hem voor zijn merk PVM, net als ook Willem Hoegee die het merk
"De Dom" voerde. Daarnaast verschijnt de Dom ook in advertenties van verschillende rijwielhandelaren.
|
|
|
Hoe werden de merknamen gevormd? Waar haalden de
bedenkers de inspiratie vandaan? Veel merknamen zijn natuurlijk afgeleid van de naam van de eigenaar of zijn bedrijf. Dat kan
letterlijk de persoonsnaam zijn (Lucien de Kruijf, C. v. Bunnik), maar heel geliefd waren ook de drie-letter-afkortingen zoals
bij JJS. Gangbaar zijn hierbij afkortingen die gevormd zijn uit voor-, achter- en plaatsnaam, zoals ABS (A. Bouma, Sneek), maar
daarvan is in Utrecht geen voorbeeld bekend. Ook afkortingen van de bedrijfsnaam komen voor, b.v. ROGU (Rijwielen- en
Onderdelen Groothandel Utrecht).
Meer tot de verbeelding spreken de fantasienamen zonder enige relatie tot de merkhouder. In Utrecht
vinden we een aantal diernamen (Meeuw, 't Hert, Kievit, Bison), namen uit de mythologie (Fama, Orion, Minerva, Baldur) en ook
twee namen die verwijzen naar actuele gebeurtenissen die grote aandacht in de pers kregen (Flying Enterprise, Zeppelin). Daarnaast
verwijzen sommige namen naar geografische plekken en streken: Helvetia en Simplon. Of moest deze laatste de koper misschien
verleiden om aan een bekend landelijk fietsmerk te denken ...?
|
|
Prego Van Pommeren Rijwielen Engros
Toen de Wereld Rijwielfabriek haar winkel aan de Lijnmarkt 47 verliet,
vestigde zich daar een andere fietsgrossier in: Henk van Pommeren met zijn jongere broers Jan en Wim. Van Pommeren was in 1947
begonnen in een huurpand aan de Lange Nieuwstraat. Behalve te grossieren in fietsen en onderdelen assembleerde Van Pommeren
ook eigen fietsen onder het merk Prego, een samentrekking van "Van Pommeren Rijwielen Engros". Oud-medewerker Hennie
Mastwijk herinnert zich: "We waren met twee monteurs en maakten ieder zo'n 7 fietsen per dag. De wielen werden door
thuiswerkers gespaakt. De frames kwamen eerst bij De Wilde uit Volendam vandaan, later bij Vrolijk & De Groot uit
Amsterdam. Behalve Prego was er nog het merk Flying Enterprise waarvan veel minder fietsen werden gemaakt. De Prego-fietsen werden
aan de erkende CBR-fietsenmakers geleverd en Flying Enterprise (inofficieel) aan niet erkende. Verder was er geen verschil
tussen beide merken."
|
|
|
|
Het is een heel typerende werkwijze die vroeger door
veel zelfmonterende grossiers werd gehanteerd. Het afzetgebied van de Prego-fietsen besloeg vermoedelijk vooral Midden-Nederland
en Noord- en Zuid-Holland. Maar ook in Almelo zat een grote klant.
De merknaam Flying Enterprise was gekozen omdat deze naam rond de jaarwisseling van 1951/1952
twee weken lang internationaal volop in de actualiteit was. De Flying Enterprise was een Amerikaans vrachtschip dat tijdens
een zware storm voor de Engelse kust slagzij maakte. De kapitein droeg zijn bemanning op om in de reddingsboten te gaan, maar
bleef zelf aan boord tot vlak voordat het schip na 13 dagen onderging. Pogingen om het schip naar de kust te slepen mislukten.
Na zijn thuiskomst werd de kapitein in een open limousine in New York rondgereden en als een held gevierd.
Midden jaren '60 werd Van Pommeren's handel in fietsen gestaakt omdat de drie broers
uit elkaar gingen. Henk van Pommeren zette de winkel voort met huishoudelijke apparaten, de zaak bestaat nog steeds. Jan van
Pommeren ging op bescheiden schaal door als fietsgrossier "Magazijn Vulto" in de W.A. Vultostraat, later Theemsdreef.
Een leuk overblijfsel uit de Prego-tijd is een bord dat werd getekend na een excursie van een flink aantal Utrechtse fietsenmakers naar Limburg. Van Pommeren had al in 1953 eens een 1-daagse busreis naar de Radium-bandenfabriek in Maastricht georganiseerd en
deed dat in 1954 nog een keer. Toen werd de deelnemers gevraagd om een pasfoto van zichzelf in te leveren. De pasfoto's werden
vervolgens in de tekening verwerkt, die vol toespelingen zat.
|
Getekende plaat ter gelegenheid van een excursie van Utrechtse rijwielhandelaren
naar de
Radium-bandenfabriek op 4 november 1954, met ingeplakte pasfoto's van de deelnemers
|
Rechts boven op de afbeelding zien we de
Radium-directie die al vol verwachting uitkijkt naar de aankomst van de bus uit Utrecht. Bij de ANWB-wegwijzer loopt Jan van Pommeren
met de kas. In het midden zien we een pauw en een gems met de foto van respectievelijk fietsenmaker Ben Pouw en George Mulder van
rijwielmagazijn "De Gems". Iets naar links zien we een figuur getekend die overduidelijk op Adolf Hitler moet lijken.
Ad Oostveen,
een van de deelnemers van toen, herinnert zich nog de achtergrond hiervan: "Iemand
haalde bij een
tussenstop in een restaurant een grap uit. Hij kamde zijn haren opzij en tekende op zijn bovenlip met wat as een snor zodat hij
op Hitler leek. Toen de bediening langs liep liet hij haar enorm schrikken." Een grap die misschien niet iedereen had kunnen
waarderen. Het zou trouwens niet de enige tussenstop in een horecagelegenheid blijven. Pas om vier uur 's nachts was het gezelschap
weer terug in Utrecht.
Fama
De oudste en meest gerenommeerde rijwielgrossier van Utrecht was de firma
Willem Gerth & Zonen, opgericht in 1890 en sinds 1898 gevestigd op het adres
Trans 11. Naast zijn grossierderij dreef Gerth tot de 1e wereldoorlog ook een wielrijschool en was hij een actief lid van de RAI.
In 1920 trok Gerth zich uit de zaak terug en liet hij de leiding over aan zijn zoon Willem Gerth (jr.), die samen met zijn jongere
broer Henri de touwtjes voortaan in handen hield.
Het eigen merk van de firma Gerth was Fama, de Romeinse godin van de roem. De frames die Gerth
hiervoor afmonteerde kwamen bij verschillende fabrikanten vandaan. Zo is de Fama-tandem van eind jaren '30 bij Locomotief
in Amsterdam gebouwd, terwijl ook een Fama-herensportfiets met wiegframe bekend is die begin
jaren '50 door Burgers ENR uit Deventer is gemaakt. In de loop van de jaren '30 namen de gebroeders Gerth het importeurschap van
Zündapp-motorfietsen op zich en adverteerden daar regelmatig mee in De Nederlandse Rijwielhandel.
In december 1951 overleed Henri Gerth op 54-jarige leeftijd. Willem Gerth ging nog een tijd lang door;
oude fietsenmakers herinneren zich nog hoe hij in die tijd als vertegenwoordiger met een koffer de rijwielhandelaren in Utrecht
bezocht. Maar het was een aflopende zaak. In 1956 toen Gerth 71 jaar oud was, werd het bedrijf opgeheven.
|
Schitterend emaillebord "Rijwielfabriek Fama". De afbeelding suggereert
dat het om een fabriek van formaat gaat, maar de firma Gerth had niet
meer dan een binnenstadspand in Utrecht.
Foto: Harrie Marinussen
|
Utrecht kende vroeger grotere en kleinere rijwielgrossiers.
Fietsframes onder eigen merk afmonteren deden ze allemaal, dat gebeurde met name in de jaren '20 tot '60. Maar de grotere
grossiers verkochten deze ook buiten hun vestigingsplaats en hadden daarvoor vaak een vertegenwoordiger in dienst. Als ze nog
iets groter waren adverteerden ze ook in vakbladen, waren ze agent van bijvoorbeeld een bepaald merk fietsverlichting voor een
aantal provincies, of importeerden ze zelf bepaalde artikelen uit het buitenland. Op de firma Gerth is dit allemaal van
toepassing. Van vergelijkbare omvang waren de activiteiten van de firma Verheul & Zoon, hoewel deze qua naam en aanzien
niet helemaal aan Gerth kon tippen. Een andere grote grossier was Den Hertog, maar deze had een hele andere insteek. En ook
Zur Lage was een grossier wiens bekendheid verder ging dan de stadsgrenzen van Utrecht.
|
|
Fa. Verheul & Zoon - Rijwielfabriek
Rivertown
Henk Verheul, zoon van een boer en melkhandelaar, begon al op
jonge leeftijd als leerjongen bij de Utrechtse fietsen- en motorfietsenhandelaar Rijnstra. Nadat hij daarna bij
verschillende rijwielhandelaren c.q. grossiers in Amsterdam, Venlo en zelfs in Amerika ervaring opgedaan had, begon
hij in 1916 een eigen zaak in de Hardebollenstraat. In 1917 kocht hij een oud patriciërshuis met belendende percelen
aan de Keizerstraat in het centrum van Utrecht, waarin hij zijn engros in rijwielonderdelen en banden vestigde onder
de naam "H. Verheul & Zn." Verheul was toen pas 27 jaar en het zou nog jaren duren voordat daadwerkelijk
een zoon van hem in de zaak opgenomen zou worden.
Al in het begin van de jaren '20 bouwde Verheul eigen fietsen onder het eigen merk
Rivertown. Volgens een catalogus van 1924 kwamen bij de duurdere modellen zelfs de frames uit eigen fabricage, en Verheul
bood ook losse frames te koop aan. Opvallend is een transportfiets die in een advertentie van 26 januari 1924 beschreven
wordt: "... een transportrijwiel met veerende vork en veerende zadelpen, eigen gebouwd frame, bagagedrager van
geheel nieuwe constructie waarmede het stuur gemakkelijk verzet kan worden." De verende voorvork was bedoeld voor
het vervoer van breekbare goederen zoals flessen. De Rivertown-fietsen zouden nog tot ca. 1970 bij Verheul gebouwd worden,
maar vermoedelijk stopte Verheul al ruim voor de oorlog met het maken van eigen frames.
|
|
Naast de verkoop van fietsen was vooral het ruime assortiment fietsonderdelen
en accessoires al vroeg een kenmerk van de firma Verheul, en dat bleef ook altijd zo. Hiervan getuigen onder meer de talloze
kleine advertenties die decennialang in de diverse rijwielvakbladen te vinden zijn en die afgesloten werden met de reclamezin:
U weet 't, Verheul heeft 't. Henk Verheul was een handelaar in hart en nieren. Al in 1932 schreef De Nederlandsche Rijwielhandel:
"Het is bekend dat de firma H. Verheul & Zn. te Utrecht zich altijd heeft beijverd om zooveel mogelijk incourante
artikeltjes in voorraad te hebben, zoodat zij haar cliënten nooit in den steek hoeft te laten. Een ander 'zwak' van de firma is,
om zooveel mogelijk beslag te leggen op allerlei 'Neuheiten', zooals de baas van de zaak het uitdrukt. Er is weer een nieuwe
serie. Wij zagen een gummi-spatkapje voor electrische lantaarns, gloeilampjes die niet doorbranden anders dan bij een zeer hoog
voltage, een nieuw stuk speelgoed ..." enz. enz.
Wie zoveel in huis heeft, heeft ruimte nodig. Dus breidde Verheul in 1934 flink uit door naast zijn
bestaand pand een nieuw gebouw van drie verdiepingen op te trekken. Een gedurfde stap, midden in de economische crisis.
In 1937 kwam Henk Verheul (Jr.) in de zaak, tien jaar later ook diens broer Frans. Na de oorlog
handelde de firma Verheul behalve in fietsen en onderdelen ook veel in huishoudelijke elektrische apparaten. In 1964 werd het
bedrijf getroffen door het overlijden van oprichter Henk Verheul (Sr.). Omstreeks 1970 volgde weer een belangrijke verbouwing: in
de grossierderij werd omgeschakeld op zelfbediening, en de montageafdeling werd opgeheven. Voortaan werden de Rivertown-fietsen
compleet ingekocht bij Cové in Blerick. |
Eind 1975 viel het doek voor Rivertown: Frans was al uit het bedrijf gestapt,
en Henk zag zich om medische redenen gedwongen om de zaak te sluiten. De rechten op de merknaam Rivertown werden aan Cové
overgedragen dat nog een aantal jaren lang Rivertown-fietsen verkocht.
|
Dit is niet rijwielfabriek Rivertown maar een gevelreclame op de muur van
rijwielhandel
C. van Bunnik op de hoek Hopakker/Havikstraat. De opname dateert van eind jaren '30.
Van Bunnik verhuurde
onder meer kinderfietsen en stepjes. (Foto: fam. Van Bunnik).
|
|
Zurla
Rijwielgrossierderij Zur Lage vindt zijn oorsprong
in de Duitse immigrant Caspar Herberhold, die zich kort voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog in
Leeuwarden vestigde en een ijzerwarenzaak begon. Via Zwolle kwam Herberhold uiteindelijk in 1921 naar Utrecht om
aan de Leidseweg 8 een fietsenzaak te beginnen. Samen met zijn zwagers, de eveneens van oorsprong Duitse broers
Franz en Ernst Zur Lage, werd deze zaak al gauw uitgebreid met een rijwielgrossierderij en begon men met de
fabricage van elektrische batterijen. In 1926 werden de zaken gesplitst in de rijwielhandel engros Gebr. Zur
Lage enerzijds en de Batterijenfabriek Herberhold anderzijds, beter bekend als de fabrikant van de Witte
Kat-batterijen.
|
|
De firma Zur Lage verhuisde in 1932 naar de Van Asch van
Wijckskade 15. In die tijd assembleerde Zur Lage al fietsen onder het eigen merk Zurla. Frank Zur Lage, zoon
van een van de oprichters, kwam in 1962 in het bedrijf en weet nog dat de frames toen bij Amsterdamse framebouwers
gekocht werden (Vrolijk & De Groot en deels ook Van Raam). Er werden op jaarbasis zo'n 1.000 Zurla-fietsen
gemaakt. Rond 1970 stopte Zur Lage met het assembleren van fietsen. Omdat de locatie in de binnenstad voor
vrachtwagens steeds onbereikbaarder werd, verhuisde Zur Lage in 1979 naar een in Nieuwegein gelegen
industriegebied, vlak bij de gemeentegrens met Utrecht. In 1986 werd het bedrijf verkocht aan rijwielgrossier
Smits uit Capelle a/d IJssel, die de grossierderij uiteindelijk begin 2008 opdoekte.
|
|
Bij een bespreking van Zurla mag één naam niet ontbreken: die van
medewerker Jan Oskam (geboren 1934). Oskam begon in 1948 in het rijwielvak, eerst bij Sander Koppen die de rijwielhandel van
de voormalige Burgers-filiaalhouder Volkers had overgenomen, en vanaf 1955 bij Zur Lage. Hij was en is erg goed in
het inspaken van wielen en maakte daar een heuse sport van. Vanaf 1979 tot een paar jaar geleden stond hij vaak op
braderieën, op de Utrechtse vrijmarkt, maar ook op de FietsRAI, om een demonstratie van zijn kunsten te geven. In 1982
vestigde hij met het spaken (zonder centreren) van 14 wielen in 1 uur een record dat in het Guinness Book of Records werd opgenomen. Op
de FietsRAI '92 verbeterde hij deze prestatie zelfs nog naar 15 wielen! Ook nu nog weten diverse Utrechtse
fietsenmakers voor het spaken van fietswielen de weg naar Oskam te vinden. Maar ook bedrijven als DBG, fabrikant van
de Union-fietsen, behoren tot zijn klantenkring.
|
Rothschild
& Keizer
Op het adres Oudegracht 196, waar tegenwoordig al vele jaren
het populaire Café België is gehuisvest, zat tussen 1928 en 1943 de grossierderij van Michel Moritz Rothschild en
Louis Keizer. De zaak was voor 1928 al enkele jaren aan de Nieuwe Markt 8 in Zwolle gevestigd, waar de slagerszoon
Keizer ook vandaan kwam. Rothschild was van Duitse komaf. In 1931 deponeerden Rothschild & Keizer het van hun
namen afgeleide fietsmerk Renka, maar dat zal niet meer dan een plakmerk voor kinderfietsen en andere artikelen
geweest zijn. Van echte productie was geen sprake, en ook op de Utrechtse Jaarbeurs-tentoonstelling waaraan
Rothschild en Keizer regelmatig deelnamen, exposeerde de firma alleen maar kleinere handelsartikelen voor
fietsenmakers, stepjes, kinderfietsen en elektrische apparaten.
|
reclamekaart Rothschild & Keizer, jaren dertig
|
In 1937 verruilde Rothschild zijn Duits paspoort voor het
Nederlanderschap. Of het Duitse nationaalsocialisme daarmee te maken had is niet bekend, maar feit is dat Rothschild
en ook Keizer joods waren. In de winter van 1941/42 gebeurde dat wat tijdens de Duitse bezetting met de meeste joodse
bedrijven gebeurde: de eigenaren werden uit de zaak gezet, het bedrijf werd ontbonden. De twee firmanten werden naar
concentratiekampen gedeporteerd en keerden niet meer terug.
|
Het J-rijwiel in Nederland
In 1920 construeerde de in Oostenrijk
geboren en in Duitsland werkzame vliegtuigbouwkundige Paul Jaray een revolutionair type fiets
met hefboomaandrijving en een lage, half ligfietsachtige zitpositie: het "J-Rad".
Met de firma Hesperus uit Stuttgart vond hij eind 1920 een partner bereid, deze fiets in serie
te bouwen. Al vroeg nam hij ook de export op het oog. De Nederlandse octrooiaanvraag van Jaray
voor zijn J-rijwiel dateert van 31 maart 1921. Voor de distributie in Nederland verwierf Fopbertus Jonker uit Utrecht in de
zomer van 1921 de exclusieve rechten.
|
voordelen van het J-rijwiel, getekend door M. Diemel in 1922
(uitsnede uit een advertentie van 11-6-1926)
|
Fop Jonker was pas 21 jaar toen hij in september 1921 de firma
Fop Jonker & Co. oprichtte. De "Co." was Fop's vader, die vermoedelijk alleen als geldschieter fungeerde,
en het vestigingsadres was gewoon het woonhuis van de familie Jonker aan de oostrand van Utrecht.
Fop ging meteen aan de slag om dit nieuwe type fiets bij het publiek en met name bij de
rijwielhandelaren in Nederland bekend te maken. Hij stond ermee op de 5e Jaarbeurs-tentoonstelling in september 1921
in Utrecht, en een half jaar later op de RAI-tentoonstelling in Amsterdam. Uit 1923 dateert een fraaie, paginagrote
advertentie van de hand van tekenaar M. Diemel in het BRHN-blad "De Rijwiel- en Motorhandel".
Maar al gauw ging het mis met deze innovatieve fiets. Volgens een artikel van
de Duitse fietshistoricus H.E.
Lessing uit 1997 werd de productie vermoedelijk al in 1923 weer stopgezet. Reden waren ongelukken met het J-rijwiel in
Duitsland met dodelijke afloop, als gevolg van materiaalfouten. In de beschikbare Nederlandse bronnen is daarvan
alleen indirect iets te merken: in 1924 verlaagt Fop Jonker de particuliere prijs voor het J-rijwiel drastisch van 150
gulden naar 100 gulden, zogenaamd vanwege het grote succes van deze fiets over de hele wereld en de daardoor gestegen
productie.
In 1926 volgde nog een laatste stuiptrekking: Jonker bood elke rijwielhandelaar die
binnen een maand een J-rijwiel bestelde, een demonstratie J-rijwiel ("zo goed als nieuw") cadeau aan. Jonker
had kennelijk naast een restpartij onverkochte J-rijwielen nog een aardig aantal tweedehandse staan. In 1928 verhuisde
de firma Fop Jonker naar een binnenstadspand en stapte men over op de import en detailhandel in radioartikelen. Erg
gelukkig lijkt ook deze zet niet te zijn geweest: in mei 1929 werd de zaak opgeheven.
Al met al zijn er door Hesperus een paar duizend J-rijwielen geproduceerd. Jaray zelf gaf
later aan dat de fiets in Nederland vrij succesvol was. Als we het aantal overgebleven exemplaren in Duitsland (ca. 50
stuks bekend) en Nederland (niet meer dan een handvol bekend) als maatstaf mogen nemen, lijkt het succes beperkt te zijn
geweest.
|
Handelshuis W. Rutteman en de
Ruma-band
Een Utrechtse grossier die al sinds vele decennia landelijke
bekendheid geniet is het Handelshuis W. Rutteman. Geen fietsen, maar uitsluitend tweewielerbanden zo is het ooit
begonnen en zo is het anno 2008 nog steeds. Wel is het bedrijf sinds 1992 niet meer in Utrecht gevestigd maar vlakbij,
in Bunnik. Het beginpunt werd gemarkeerd door de vestiging van een agentschap van de N.V. Vereenigde Nederlandsche
Rubberfabrieken (Hevea) in 1921 aan de Oudegracht 36 in Utrecht door de gebroeders J.C. Rutteman en W. Rutteman.
Het was één van in totaal 8 vestigingen van Hevea in Nederland. In 1925 volgde de verhuizing naar de Wittevrouwensingel,
en eind 1927 vertrok J.C. Rutteman naar Rotterdam om daar de leiding van het filiaal over te nemen. Willem Rutteman
bleef alléén in het agentschap te Utrecht werkzaam. In 1935 werden drie Hevea-filialen waaronder die in Utrecht afgestoten
en ging W. Rutteman voor eigen rekening onder de naam Handelshuis W. Rutteman met de zaak verder. Broer
J.C. Rutteman runde op dezelfde wijze de voormalige Hevea-vestiging in Rotterdam verder onder de naam
Handelsonderneming Rublina. In 1954 werd Rublina opgeheven en in Handelshuis W. Rutteman geïntegreerd.
In 1935 kwam W. Rutteman's zoon Jan in het bedrijf. Na 50 jaar werkzaam te zijn geweest,
verkocht deze de zaak bij gebrek aan een eigen opvolger aan zijn toenmalige mede-directeur M.W. Keijzer. Tegenwoordig is
Handelshuis Rutteman de enige exclusief in tweewielerbanden gespecialiseerde importeur/groothandel in Nederland.
Bekend is Rutteman vooral ook door de eigen merk banden: de Ruma-banden. Er werd veel mee
geadverteerd, en altijd met het Ruma-logo erbij, een uit de letters R-U-M-A bestaand mannetje. Jan Rutteman: "Het
Ruma-mannetje is in de jaren '30 door mijn vader en mij bedacht en door een tekenaar uitgewerkt." Een ander fraai
reclame-idee is de na de oorlog uitgegeven blauwe glasplaat met de Utrechtse dom hoog in de wolken en de leus: 'n Ruma
band houdt langer stand.
|
Foto: Harrie Marinussen
|
|
Banierhuis - van groothandel naar detailketen
Banierhuis
is tegenwoordig een fietsenzaak met filialen in Utrecht en de omliggende gemeenten, die gerund wordt door de familie
Den Hertog. Het begon allemaal in 1932 toen de klompenmaker Cornelis den Hertog besloot om aan de
Mr. Sickeszlaan 10 in de Utrechtse buitenwijk Tuindorp een rijwielhandel te beginnen.
Al gauw ontwikkelde zich de zaak tot een groothandel met de naam "De Banier". Onder deze naam werden ook de
zelfgemonteerde fietsen verkocht, die met name in de jaren '50 in vrij grote aantallen uit het pand van Den Hertog rolden.
|
|
Oprichter Cornelis den Hertog en zijn medewerkers voor het pand
Mr. Sickeszlaan 2 (ca. 1940).
Het gevelopschrift "van fabriek aan verbruiker" moet voor het CBR een regelrechte
provocatie
geweest zijn. Foto: verzameling W. Kok
|
Een specialiteit van Den Hertog waren de zogenaamde opstellingen: een fiets
als bouwpakket bestaande uit frame en onderdelen, dat fietsenmakers gunstig konden kopen en zelf afmonteren. Den Hertog had
dit weliswaar niet uitgevonden, maar adverteerde er in de jaren '50 erg veel en groot mee in vakbladen.
Al in 1938 begon Den Hertog zijn zaak uit te breiden door het eerste filiaal aan de
Lange Elisabethstraat 32 te openen. In 1953 kwam daar onder de naam Banierhuis nog een fietsenwinkel aan de
Amsterdamsestraatweg 411-413 bij. Den Hertog had zes zonen die allemaal in zijn zaak werden opgenomen, maar uiteindelijk waren
het er maar drie die na het overlijden van de oprichter in 1955 de leiding overnamen. Twee andere broers begonnen fietsenzaken
in Eindhoven en Arnhem.
De combinatie van grossierderij en detailhandel in één hand was ongebruikelijk en zorgde voor
problemen met het rijwielkartel CBR. Volgens de bepalingen van het CBR waren de schakels binnen de handelsketen strikt gescheiden
en aan vaste marges gebonden. Den Hertog werkte altijd met zeer scherpe prijzen. Toen de Banierhuis-winkels daarmee in 1953 in
een huis-aan-huis-blad adverteerden, kwam de Utrechtse afdeling van de fietsenmakersbond ANBOR (aangesloten bij het CBR) daar
tegen in opstand. Het Vakblad Rijwiel-Kleinbedrijf schreef:
"Iedere rijwielhandelaar in den lande zal zijn ogen uitkijken van verbazing dat een
collega-kleinhandelaar zulke lage prijzen kan aanbieden voor rijwielen en onderdelen. Hij zal zich onwillekeurig afvragen: 'Hoe
is dit mogelijk?' Dit is mogelijk omdat de adverteerder onder de schuilnaam 'De Banier' in werkelijkheid een Utrechtse
rijwielgrossier is. Omdat deze grossier o.m. in Brabant en Limburg grote orders plaatst bij de rijwielkleinhandelaren en hierdoor
een zeer belangrijke omzet verkrijgt, is het deze man mogelijk zeer voordelig in te kopen. Deze Utrechtse grossier heeft reeds
een jarenlang bestaande detailzaak in Utrecht en meent er thans goed aan te doen op de Amsterdamse Straatweg weer een nieuwe
detailzaak te openen. Dit betekent dus, dat een grossier, een leverancier dus van de kleinhandel, deze kleinhandel concurrentie
aandoet. Het waren deze omstandigheden welke de Utrechtse rijwielhandel bijeendreef in een vergadering om onderling overleg te
plegen, welke stappen dienden te worden ondernomen om deze onduldbare concurrentiemethoden te bestrijden."
De vergadering mondde uit in een protestnota aan het CBR in Amsterdam, waarin op een onderzoek
door het CBR werd aangedrongen. Een half jaar later kwam men tot de conclusie dat er niets aan de hand was: Den Hertog wist
zijn goederen gewoon tegen zeer lage grossiersprijzen in te kopen en verkocht deze met de volledige voorgeschreven marge aan
zijn winkels, en elke andere fietsenmaker kreeg ze voor dezelfde prijs.
|
|
In 1957 werd de Primarius-rijwielfabriek in Meppel zwaar getroffen door een
brand. Hoe de samenwerking precies verliep is niet bekend, maar Den Hertog verkreeg in het vervolg de alleenverkoop van de
Primarius-fietsen. Na de definitieve opheffing van de Meppelse fabriek in 1962 kwam het merk in handen van Den Hertog.
Banierhuis verkocht ongeveer tot in de jaren '90 compleet ingekochte stadsfietsmodellen onder de naam Primarius. Daarnaast
monteerde Den Hertog vanaf 1962 een model sportfiets onder de naam Milano Star af.
Banierhuis expandeerde vanaf de jaren '60 geleidelijk verder. Men nam behalve fietsen ook de
verkoop van witgoed ter hand, en er werden nieuwe winkels geopend en oude deels opgegeven. De grossierderij aan de Mr. Sickeszlaan
werd omgevormd tot een cash-en-carry groothandel, maar ging in 1985 dicht waardoor Banierhuis nog uitsluitend een
detailhandelsbedrijf was. In 1991 werd ook het witgoed opgegeven. Banierhuis verplaatste zich met zijn winkels bewust meer naar de
buitenwijken en zelfs naar plaatsen aan de rand van Utrecht. Sinds 1987 is de derde generatie Den Hertog aan het roer. Banierhuis
omvat anno 2008 zeven fietsenzaken en een cadeauwinkel waarin diverse mannelijke en vrouwelijke leden van de familie Den Hertog
werkzaam zijn.
|
|
Gerrit
Koppenberg en de erkende rijwielhandel
Maandagochtend, 16 juni 1924 ging Gerrit Koppenberg achter zijn
woonhuis aan de Binnenweg 22 in Maarssen zijn kippen en konijnen water geven. Koppenberg woonde aan de Vecht en schepte
daar ook altijd het water uit. Maar deze ochtend liep het fataal af: de 48-jarige eigenaar van een rijwielhandel in Utrecht
werd onwel misschien een beroerte en viel voorover in het water. Pas twee dagen later werd zijn stoffelijk overschot
gevonden. Toen Koppenberg de zaterdag daarop in Utrecht ten grave gedragen werd, was de belangstelling enorm. Van heinde en
verre waren vrienden en collega's gekomen om hem de laatste eer te bewijzen, waaronder de kopstukken van de fietsenmakersbond
BRHN, zoals voorzitter Baakman (Assen), secretaris Wels (Amsterdam) en alle ereleden van deze bond. De ereleden vormden
spontaan een comité om geld in te zamelen voor een klein monument op het graf van de overledene. Een maand later werden
plannen gemaakt tot de oprichting van een Koppenberg-fonds, een hulpfonds voor de nabestaanden van overleden
BRHN-rijwielhandelaren. Deze plannen haalden het uiteindelijk vanwege praktische bezwaren niet.
|
|
BRHN-speld (foto: Wim Krijger)
|
|
Om te begrijpen waarom binnen de BRHN met zo veel verslagenheid werd gereageerd
op het overlijden van Koppenberg, moeten we terug naar 1903. In dat jaar werd de Bond van Rijwielherstellers en Handelaren in
Nederland opgericht. Deze bond was de tegenhanger van de RAI, waarin de fietsfabrikanten en grossiers zich al tien jaar eerder
hadden georganiseerd. De BRHN vocht op twee fronten: de aangesloten leden wilden zich door deze organisatie verweren tegen
prijsvechters, beunhazen, veilingen en andere vormen van "oneerlijke concurrentie", en ze wilden een vuist kunnen maken
tegenover de fabrikanten en grossiers. Er werd dan ook veel geruzied, gekibbeld, maar ook samengewerkt. Want de RAI en de BRHN
hadden ook gezamenlijke belangen, vooral als het om het tegenhouden van kortingen en prijsbederf ging. Zodoende werd in de
BRHN-jaarvergadering van 1909 besloten, een commissie in te stellen om een samenwerking met de RAI tot stand te brengen. In 1910
werd de eerste overeenkomst tussen beide organisaties getekend, waarin werd bepaald dat elke organisatie een lijst van erkende
leveranciers (RAI) c.q. handelaren (BRHN) zou samenstellen. Niet-erkenden zouden van de handel worden uitgesloten. |
Gerrit Koppenberg, die rond 1899 een eigen
fietsenmakerij in Utrecht was begonnen, hoorde bij de BRHN-leden van het eerste uur en was sinds 1905 secretaris van de
afdeling Utrecht. Hij zette zich met verve in voor de belangen van de bond en werd in januari 1911 tot bondssecretaris gekozen,
een taak die hij tot november 1916 zou vervullen. In die jaren, toen hij zich geheel aan de organisatie kon wijden, verrichte
hij zijn grootste werk. Hij was de geestelijke vader van het systeem van lijsten van erkende handelaren en grossiers. Tussen
1911 en 1914 was hij vrijwel onafgebroken bezig met de praktische uitvoering: het samenstellen van een lijst van erkende
fietsenmakers in het land.
Het is tekenend voor de moeilijke onderlinge verhoudingen in die tijd, dat de RAI de overeenkomst
uit 1910 alweer opzegde nog voordat de BRHN-lijst in 1914 gereed was. Desondanks besloot de BRHN-jaarvergadering van
1913 de
aankomende lijst van erkende handelaren uit te geven en van de grossiers en fabrikanten handhaving te eisen. Uiteindelijk volgde
hieruit in 1919 de oprichting van het Centraal Bureau voor de Rijwielhandel (CBR), een vereniging met de RAI en de BRHN als eerste
leden, die met het bijhouden en handhaven van de lijsten van erkende rijwielhandelaren, grossiers en fabrikanten belast werd. Dit
omvangrijke kartel hield, ondanks verschillende wijzigingen, de hele handelsketen van fietsen in Nederland tot 1992 in zijn greep.
Koppenberg had bij de totstandkoming ervan een centrale rol vervuld, en dat verklaart de grote aandacht en waardering voor zijn
persoon.
Maar de organisaties in de rijwielhandel waren zoals gezegd het toneel van voortdurende ruzies,
persoonlijke vetes en zwart-witdenken, en daarvan bleef ook Koppenberg niet verschoond. De aanleiding is niet bekend, maar in
1916 kreeg Koppenberg binnen de BRHN de wind van voren en stopte hij met zijn functie als secretaris. Zijn opvolger, P.W. Wels,
schreef in het In Memoriam voor Koppenberg: "Het werd 1920 eer de organisatie een fout, die zij tegenover jou beging,
goedmaakte. Toen werd je benoemd tot eerelid. Het moet eene verzachting hebben gebracht op de wonde, in vroeger jaren geslagen,
doch die reeds door den tijd heelen ging. Jij hebt de organisatie nooit iets verweten. Je hebt moedig den smaad en de
vernedering gedragen, die het werken voor eene organisatie als de onze nu eenmaal schijnt mee te moeten brengen."
|
links: door Koppenberg
gedeponeerd merk "Meeuw" (1906),
rechts: Meeuw-merktransfer
|
Ook de verrichtingen van Koppenberg buiten zijn werk
voor de BRHN zijn een bespreking waard. De fietsenmakerij van Koppenberg was na twee eerdere verhuizingen vanaf 1908 gevestigd aan
de Amsterdamsestraatweg 175 onder de naam "Rijwielfabriek Meeuw, G. Koppenberg". In hoeverre Koppenberg zelf fietsen
bouwde is niet bekend. Nadat hij in 1916 met zijn drukke werkzaamheden voor de BRHN was gestopt, ontplooide hij diverse nieuwe
activiteiten. In 1917 was hij voorzitter van een commissie van Utrechtse rijwielhandelaren die in Cafe Buitenlust op de Maliebaan
een 11-daagse rijwiel- en motortentoonstelling organiseerden. In het jaar daarop werd hij voorzitter van de nieuw opgerichte
vereniging "De Vereenigde Nederlandsche Rijwiel-Industriëelen en -Groothandelaren", met onder meer de directeuren van
de toen bekende rijwielfabrieken Aeolus, Burgers ENR en Gruno-Adek in het bestuur.
Misschien waren het deze contacten die in 1920 leidden tot de oprichting van de NV Handelmij.
Koppenberg & Co. te Utrecht, een groothandelsmaatschappij met Koppenberg als directeur en een prominent figuur
onder de commissarissen: G.W.J. Kilsdonk, de directeur van Burgers ENR. Een advertentie uit 1920 wijst uit dat deze NV zich inderdaad
met de distributie van Burgers-fietsen bezig hield.
|
advertentie uit "De Rijwielhandel" (1920)
|
In 1923 nam Kilsdonk de directeurstaak van Koppenberg
over en werd de hele zaak naar Deventer verplaatst. Koppenberg was weer gewoon fietsenmaker. Na zijn overlijden een jaar later werd
de fietsenmakerij tot de opheffing eind 1934 voortgezet op naam van zijn weduwe Dirkje Karsenbarg-Koppenberg.
Koppenberg was ongetwijfeld in historisch opzicht de belangrijkste rijwielhandelaar die Utrecht heeft
gekend. Maar er waren meer die kleur gaven aan het lokale spectrum van fietsenmakers.
|
|
Prentbriefkaart van
Rijwielstalling "Het Centrum" van C. den Oudsten in de smalle Drieharingstraat 10 midden in Utrecht, opgericht in 1928.
De opname dateert vermoedelijk uit dezelfde tijd.
Afbeelding: verzameling Han Ruyters |
|
|
Filiaalbedrijven
Met Banierhuis is al een filiaalbedrijf in rijwielen genoemd. Voor de
oorlog hadden nog twee andere ketens van buiten Utrecht hier een filiaal: de Nederlandse Rijwiel Centrale (NRC) van
Adrie van der Bilt uit Amsterdam en de firma Cycle Import van Herman de Wolff uit Den Haag. Beide ketens waren in de jaren '20
begonnen en kenden een sterke groei in een relatief korte tijd. Ook mikten ze beide op grote omzet door lage prijzen en hadden
ze daardoor een op z'n zachtst gezegd gespannen verhouding met het CBR en de erkende rijwielhandel.
|
advertentie uit Het Leven (1929)
|
De NRC was in 1927 opgericht aan de N.Z. Voorburgwal 79 in Amsterdam. Een jaar
later kwam daar een filiaal aan de Oudegracht 188 in Utrecht bij, en twee filialen in Arnhem en Amsterdam. In 1929 volgden nog
twee filialen in Amsterdam en in 1930 liefst vijf nieuwe filialen buiten Amsterdam. Met deze elf vestigingen was het hoogtepunt
bereikt. Begin 1931 volgde de opheffing van een filiaal en in oktober 1931 het faillissement en de liquidatie van de NRC. Drie
maanden later herrees de NRC, nu onder de naam Nationale Rijwiel Combinatie, om anderhalf jaar later definitief failliet te gaan.
Iets succesvoller dan Van der Bilt was Herman de Wolff met zijn Cycle Import. Dit Haagse ketenbedrijf
groeide tussen 1922 en 1940 naar zo'n 25 filialen, waarvan 8 buiten Den Haag. Daarmee was de Cycle Import landelijk de grootste
fietswinkelketen. In Utrecht zaten twee vestigingen waar de Technica- en Eterna-fietsen van De Wolff werden verkocht: een aan de
Oudegracht 8 (sinds 1929) en een aan de Lijnmarkt 41 (sinds 1935). Tijdens de bezetting overleed eigenaar De Wolff en werd de
zaak op naam van zijn weduwe voortgezet. De twee winkels in Utrecht werden samengevoegd op het adres Lijnmarkt 1, maar door
oorlogsomstandigheden moest deze vestiging in 1945 worden opgegeven. Na de bevrijding kwam de Cycle Import niet meer in Utrecht
terug.
|
|
Bestuur van de BRHN-afd. Utrecht, jaren '20. Foto: Sipke Paulides
|
Bekende fietsenmakers
Op de hierboven afgebeelde foto zien we het bestuur van de Utrechtse
afdeling van de BRHN ergens in de jaren '20. De man die in het midden staat is Burgers-filiaalhouder Gerrit Volkers. Links staat
zo goed als zeker D. Koppenberg, de zoon van G. Koppenberg en secretaris van de BRHN Utrecht. Wie de andere heren zijn
is niet bekend, maar het zullen voor het grootste deel dezelfde personen zijn die ook in 1926 samen met Koppenberg en Volkers het
bestuur vormden: P. Spoelstra, Th. Westerveld, W. Hoegee, J. Wiebes en G. van Weelden. De meest
prominente van deze fietsenmakers was Spoelstra, mede-eigenaar van de Simplex-garage aan de Biltstraat en zeer betrokken bij het
werk voor de BRHN. Maar ook Hoegee was een begrip, al was het maar omdat deze zaak al met al zo'n 80 jaar lang heeft bestaan en
omdat Hoegee het meest Utrechtse merk voerde dat je maar kunt bedenken: De Dom.
|
Links: balhoofdtransfer De Dom (foto: Ben Pietersen). Rechts: Rijwielfabriek
De Dom,
Lange Nieuwstraat 67, met daarnaast de werkplaats (foto: Utrechts Archief)
|
Wim Hoegee was in 1916 (andere bronnen zeggen 1908) aan de Lange Nieuwstraat 67
begonnen, op een steenworp afstand van de Utrechtse domtoren. In de kelder van het pand ernaast had hij zijn werkplaats. Bij
zijn overlijden begin jaren '60 zette zijn zoon Joop de zaak nog dertig jaar lang voort. Het was een winkel van het oude stempel,
waar tot het einde zelfs nog soldeerwerk aan frames verricht werd.
Boerrigter
Een van de grootste fietsenmakerijen van voor de oorlog was de firma Boerrigter aan de Amsterdamsestraatweg, opgericht in 1905.
Al vijf jaar na de oprichting overleed eigenaar A.L. Boerrigter op 54-jarige leeftijd en ging zijn weduwe door als
Wed. A.L. Boerrigter & Zoon, rijwielfabriek "de Simplon". In de jaren '20 omvatte de zaak twee panden:
Amsterdamsestraatweg 132 en schuin tegenover nr. 101, waar de twee zonen Henk en Toon Boerrigter werkten en meerdere mensen in
loondienst waren. Naast de agentschappen voor Simplex en Germaan verkocht men ook de eigen Simplon-fietsen. Eigenlijk een
plagiaat op de naam Simplex, maar blijkbaar kon het. Het merklogo weerspiegelt dan ook keurig de eigenlijke betekenis: de sinds
1906 in gebruik zijnde Alpentunnel tussen Zwitserland en Italië.
|
Links: stuurnokplaat
Boerrigter. Rechts: merklogo Simplon op naam van Henk Boerrigter
|
De Boerrigters handelden in fietsen, motorfietsen en automobielen. In 1930
werden de twee zaken gesplitst: de rijwielhandel van Henk op nummer 132 en het garagebedrijf van Toon op nummer 101. Toen in
1940 door de oorlog in de auto's geen brood meer te verdienen was, nam ook Toon weer de fietsenhandel ter hand. In februari 1955
stopte "baas Henk", zoals hij genoemd werd, met de rijwielzaak, en toen Toon in oktober van dat jaar overleed werd
diens garagebedrijf door een concurrent overgenomen en als filiaal voortgezet.
|
|
Opname van een ludieke reclameactie van rijwielhandelaar J.J. Smit voor zijn
JJS-rijwielen.
Een groep ingehuurde figuranten staat op het Nicolaaskerkhof, met onder meer een levend
"Michelin-mannetje" en links een oude tandem. Smit was in 1922 op de
Amsterdamsestraatweg 232 begonnen. Of het aan zijn reclameuitgaven lag is niet bekend,
maar in september 1932 ging de zaak failliet. (Foto: Utrechts Archief)
|
|
Alfrink
De rijwielhandel van
Jan Alfrink, een broer van de vroegere kardinaal Alfrink, werd in 1910 in de voormalige vleeshal aan de Voorstraat 19
opgericht. Na wat verhuizingen zat Alfrink in de jaren '20 aan de Voorstraat 40. Hij was de eerste Gazelle-dealer in Utrecht en
verkocht ook fietsen onder eigen merk. Zijn zaak was een van de betere fietsenmakerijen van Utrecht. In 1937 verhuisde Alfrink
naar de Schoutenstraat nr. 19. In 1946 overleed hij en werd de zaak voortgezet door zijn zoon Leo. Leos broer Bert Alfrink
publiceerde in de jaren '70 twee boeken over wielrennen en recreatief fietsen. In 1974 kwam Leo Alfrink op 45-jarige
leeftijd in zijn vakantie bij een ongeluk tijdens een afdaling met de fiets om het leven. De zaak werd daarna opgeheven.
|
Zo zouden hier nog meer verhalen en beschrijvingen
van fietsenmakers van voor en ook na de oorlog kunnen volgen. Bekende namen als die van W. Jongerius op de Springweg, ooit
zeer actief voor de BRHN en later landelijke voorzitter van de Katholieke Bond van Rijwielhandelaren. Of Westerveld van
rijwielmagazijn "De Gems" op de hoek Springweg/Lange Smeestraat, ook ooit een BRHN-kopstuk, maar hij koos tijdens de
bezetting de verkeerde kant en verkocht zijn zaak in 1947 aan de toenmalige beheerder.
|
advertentie van 3 juli 1930 |
Obbe Kwint op de Steenweg, die tijdens de oorlog zijn zoon verloor. Nadat hij
zelf in de jaren '50 kwam te overlijden zetten zijn twee dochters de zaak nog enkele jaren voort. Ze haalden hun
fietsenmakers-vakdiploma allebei in januari 1955 en waren misschien wel de eerste vrouwelijke fietsenmakers van Utrecht, al
hielden ze het niet lang vol tegen concurrent Wagenvoort aan de overkant. De rijwielhandel
Orion van Henk Luten aan de 1e Achterstraat 9, die geen bekende merkfietsen mocht en wilde verkopen omdat
hij ervoor koos om buiten het rijwielkartel CBR te blijven. In plaats daarvan verkocht hij zijn eigen merk Orion voor
een schappelijke prijs. Of de rijwielhandelaren Van Weelden, Van der Sluijs
en Trapman die allemaal meerdere zonen hadden die hetzelfde beroep kozen en ieder een eigen winkel
runden. Simplex-dealer Welle op de Monseigneur van de Weteringstraat vroeger hét adres voor racefietsen en onderdelen,
voordat Westbroek op de Vismarkt deze reputatie overnam. Grossier C. Peek in de Leeuwstraat, die samen met de hele
Leeuwstraat in 1971 moest wijken voor de bouw van winkelcentrum Hoog Catharijne. En natuurlijk Knoop's zadelfabriek, eind
jaren '20 aan de Korte Nieuwstraat 17 begonnen en later verhuisd naar Breukelen.
De meest bekende Utrechtse fietsenmakerijen van nu zijn Snel Tweewielers en Profile Kok. Beide
familiebedrijven zijn in dezelfde tijd begonnen (Frans Snel in 1938 en Wim Kok sr. in 1944) en worden sinds kort door de derde
generatie geleid. Of zoals ze bij Snel zeggen: door de derde versnelling. Snel verwierf in de afgelopen dertig jaar landelijke
bekendheid met het ontwerpen en assembleren van op maat gemaakte fietsen en won daarmee diverse prijzen. Vooral onder sportieve
en lange-afstand-fietsers zijn Snel-fietsen uit Utrecht een begrip. Wim Kok (jr.) wist zijn zaak door gedrevenheid en een
goed zakelijk inzicht binnen en buiten Utrecht bekendheid te geven. Hij haalde regelmatig de media met de vele exclusieve
fietsen die hij aanbiedt.
En de oudste nog bestaande fietsenzaak? Dat is
Van der Wal's Rijwielpaleis in de Twijnstraat, opgericht in 1905, in de jaren '20 ook korte tijd opererend onder de naam Flexfort Rijwielfabriek
en inmiddels in handen van de 4e generatie in de persoon van Rinus Vink. Drie jaar geleden werd het 100-jarig bestaan gevierd.
Bij die gelegenheid vereeuwigde Vink zijn voorgangers en zichzelf op ludieke wijze op een muur van zijn winkel.
|
muurschildering in Van der
Wal's rijwielpaleis
|
Slotopmerking
Utrecht heeft als vestigingsplaats voor fietsfabrieken, toeleveranciers,
grossierderijen en rijwielhandelaren ten opzichte van andere Nederlandse steden van vergelijkbaar formaat, geen opvallend rijke
geschiedenis. In plaatsen als Rotterdam, Groningen of vooral Amsterdam gebeurde naar verhouding meer. De betekenis van Utrecht
binnen de Nederlandse fietsgeschiedenis was in de 19e eeuw het grootst. Desondanks laat dit overzicht van de Utrechtse rijwielhandel
in de 20e eeuw zien, hoe veelzijdig lokale fietsgeschiedenis kan zijn. Er is wat dat betreft nog veel te onderzoeken en te ontdekken
in de rest van Nederland.
Dit artikel is ook
verschenen als boekje in de reeks themanummers van vereniging De
Oude Fiets.
Met dank aan Jos van der Horst, Otto Beaujon, Harrie Marinussen, Han Ruyters,
Wim Kok en het Utrechts Archief voor diverse afbeeldingen, aan Gerlof Langerijs voor kritisch commentaar, en aan Ad Oostveen,
Jan Rutteman, Kees Hillebrink, Bob Verheul, Jan Oskam, Frans Snel, Wim de Groot, Frank Zur Lage en alle anderen die informatie hebben
bijgedragen.
|
Copyright by
Herbert Kuner, © 2008 ...
All rights reserved.
Last update: 26-01-2023
|